Imperfectum (Latijn)

Het imperfectum is een ander woord voor een tempus in het Latijn dat het meest overeenkomt met de onvoltooid verleden tijd (OVT) in het Nederlands.

Vervoeging

Het imperfectum wordt gevormd door praesensstam - (e)ba - uitgang.

Uitgangen

a-stam e-stam i-stam mk-stam esse (zijn) posse (kunnen) velle (willen) nolle (niet willen) malle (liever willen) ire (gaan) vertaling clamare
clamabam timebam audiebam dicebam eram poteram volebam nolebam malebam ibam ik riep
clamabas timebas audiebas dicebas eras poteras volebas nolebas malebas ibas jij riep
clamabat timebat audiebat dicebat erat poterat volebat nolebat malebat ibat hij/zij/het riep
clamabamus timebamus audiebamus dicebamus eramus poteramus volebamus nolebamus malebamus ibamus wij riepen
clamabatis timebatis audiebatis dicebatis eratis poteratis volebatis nolebatis malebatis ibatis jullie riepen
clamabant timebant audiebant dicebant erant poterant volebant nolebant malebant ibant zij riepen
De vertaling in het Nederlands
riep vreesde hoorde zei was kon wilde wilde niet wilde liever ging
De Infinitivus van het Praesens
clamare timere audire dicere esse posse velle nolle malle ire

Vertaling

Het imperfectum kan het beste vertaald worden met onvoltooid verleden tijd (ik riep, ik liep, ik werkte etc.).

Woordaccent

In de vormen met -eba- is zowel de e als de a een lange vocaal, zodat de klemtoon op de voorlaatste lettergreep mogelijk is: audiebam quod volebat. En dus in de meervoudsvormen (nos/vos): audiebamus omnia quae dicebatis.

In de vormen met -era- van esse en posse is de e een korte, maar de a een lange vocaal. Bij posse kan zodoende het accent op de o of op de a komen: erat, eramus, poterat, poteratis, poterant.

Voorbeelden

  • Servi non clamabant. - De slaven schreeuwden niet.
  • Puella fortis fortiter pugnabat. - Het dappere meisje streed dapper.
  • Iupiter bene audiebat. - Jupiter luisterde goed.

Zie ook

  • Perfectum (Latijn)
  • Plusquamperfectum (Latijn)
· · Sjabloon bewerken
Latijnse grammatica

algemene Latijnse vervoegingen en verbuigingen · accusativus cum infinitivo (AcI) · accusativus cum participio (AcP) · nominativus cum infinitivo (NcI) · participium praesentis activi (PPA) · perfectum · imperfectum · plusquamperfectum · futurum · futurum exactum · subjects- en objectsaccusativus · reflexief persoonlijk voornaamwoord · predicatieve bepaling · adverbium · participium perfecti passivi (PPP) · passivum · activum · gerundium · gerundivum · praesens · praesens historicum · comparativus · superlativus · supinum · participium · declinatie · ablativus absolutus · dativus possessivus

Wijzen of modi:infinitivus of onbepaalde wijs · indicativus of aantonende wijs · imperativus of gebiedende wijs · conjunctivus of aanvoegende wijs
Naamvallen:nominativus · genitivus · dativus · accusativus · vocativus · ablativus · locativus